Weekendoverpeinzing: Mijn herinneringen aan de periode uit de eerste 100 pagina’s van de biografie van Steve Jobs

Deze week kocht ik het boek ‘Steve Jobs – de biografie’, welke in ons land door uitgever Spectrum werd uitgegeven. Afgelopen maandag liep ik naar de lokale BRUNA. De welwillende verkoopster vroeg mij het woord ‘jobs’ te spellen. Ze had geen idee wie Steve Jobs was, de volgende dag lagen er enkele tientallen exemplaren van het boek op de ‘deze week verschenen’ tafel.

• Ik besteedde heel veel van mij vrije tijd aan de Intel 8080 machine code om kleine routinematige handelingen te programmeren
• Seybold Seminars en WWDC waren mijn jarenlange ‘connectie’ met Silicon Valley
• Veel geleerd van processor architectuur, met name de totaal andere benadering van Motorola ten opzichte van Intel

Het boek, waar ik deze week de eerste 100 pagina’s van heb mogen consumeren, roept vele herinneringen op uit de periode dat de jaren zeventig zo een beetje ten einde liepen. In 1977 was ik 19 en was bezig met mijn overstap van MTS naar HTS, waarin militaire dienst in 1978 een ongewenste onderbreking vormde. Op de MTS werden voor de eerste keer leerlingen afgeleverd met de studierichting electronica. We leerden in die tijd alles rondom zowel analoge- als digitale technieken. Van transistors tot binaire logica chips. We leerden rekenen in bits en bytes tot en met het hexadecimale getalstelsel. We leerden de beginselen van het programmeren in Fortran. Analoge techniek had niet zo zeer mijn interesse. Transistortechniek kon mij niet echt boeien, alhoewel ik het in die tijd wel leuk vond te sleutelen aan zelfbouw pakketten van Philips waarmee je een prachtig mengpaneel kon bouwen, compleet met een hifi eindversterker.

Pas in mijn stageperiode van de MTS werd ik geconfronteerd met de eerste microprocessor. Ik kon toen nog niet weten welke revolutie toen al aan de andere kant van de Atlantische Oceaan plaatsvond. De naam Apple zou ik pas tegenkomen toen ik bij prepress bedrijf Neroc de Apple II in 1984 – dus net voor de introductie van de eerste Macintosh – aanschouwde. Ik deed er toen lacherig over, omdat ik gewend was met minicomputers te werken, die in grote lucht geconditioneerde ruimtes in ‘leven’ werden gehouden. Pas tegen het einde van de jaren tachtig ging ik de eerste versies van de Macintosh II serieus nemen voor grafische werkzaamheden.

In de periode die daaraan vooraf ging, was vooral het pionieren in Silicon Valley een bezigheid die internationaal nog weinig tot de verbeelding sprak. Mijn eerste microcomputer – niet veel meer dan een printplaat zonder voeding – heette SCMP (Scrumpy), hetgeen volgens mij Simple Cost Micro Processor betekende. Het printplaatje bevatte 16 schakelaartjes en LED’jes, waarmee adressen, instructies en data konden worden ingevoerd. Als ik het me goed herinner, werd het geheel bestuurd door een 6502 processor van MOS Technology. Dat was in die tijd een bekende 8 bits processor. Van de Motorola 6800 en de Intel 8080 wist ik toen nog niets. Maar dat veranderde snel, mijn interesse in microprocessors werd al snel gewekt toen in ons land het boek ‘Microcomputers’ verscheen van A.J. Dirksen, toen een bekend opleidingsinstituut op het gebied van electronica.

Talloze boeken zouden volgen alvorens ik op de HTS een eerste echte microcomputer te zien kreeg. Het was de Exidy Sorcerer met een Zilog Z80 processor aan boord. In die tijd waren klokfrequenties van 1MHz al een onvoorstelbare prestatie. We leerden ‘apps’ te maken op basis van de instructieset van de 8080 en later de meer uitgebreide Z80. De Exidy had een soort insteekcassette waarop een BASIC interpreter (8kB groot!) was geïnstalleerd. In die tijd ontrafelden we de werking van de interpreter en dat was een flinke klus om vanuit alle hexadecimale code data en instructies van elkaar te kunnen scheiden. Het duurde ook enige tijd voordat we erachter kwamen dat alle BASIC statements hun eigen code hadden. Dat kwam omdat we de woorden die we intikten niet terug konden vinden. Het statement PRINT werd bijvoorbeeld omgezet naar #80 en zodoende kostte het flink wat moeite de werking te ontrafelen, maar uiteindelijk lukte het HTS directeur – en toen fanatiek ‘hacker’, al heette dat toen nog niet zo – Alfons Maas na mijn HTS studie het geheel in een prachtig boekje met documentatie te publiceren, alhoewel het boekje slechts voor een kleine kring geïnteresseerde mensen van belang was. Ik werkte toen al bij Nefli in Haarlem, waar ik toen – net als later bij Neroc – me vooral bezig hield met grote minicomputers van Siemens (uitgerust met RISC processoren), die – grappig genoeg net als de SCMP – ook een panel hadden met 16 knopjes en LED’jes om adressen, data en instructies in te voeren.

Thuis spaarde ik het geld bij elkaar om uiteindelijk een Commodore 64 te kopen, de opvolger van de VIC 20. Ik had er geen zin meer in om ook deze BASIC interpreter uiteen te rafelen, maar ook hier werd dezelfde techniek toegepast om BASIC statements te coderen naar één bytes codes. Andere namen die in de biografie voorkomen zijn onder andere Zinclair, die met de ZX80 begin 1980 de markt betrad. Bij Nefli probeerden we al de eerste stapjes te zetten om de Commodore 64 te gaan gebruiken voor voorbereidend prepress werk. Dat lukte later bij Neroc beter met toen een PC-AT met een 80286 processor, met een dure grafische kaart, en grafische ontwikkelprogrammatuur, eerst GKS en later HALO. We programmeerden in C en bouwden de Line Programmer.

Daarvoor ware het waren spannende tijden. Vanaf halverwege de jaren zeventig tot en met halverwege de jaren tachtig was het pionieren vanaf losse printplaatjes die je thuis zelf in elkaar moest solderen tot de eerste echt volwassen personal computers met in 1984 de introductie van de Macintosh. In 1981 verscheen de eerste PC van IBM, gebaseerd op MSDOS van Microsoft. Het zou nog lange tijd duren voordat Microsoft het belang in zag van het gebruik van een muis en een grafische user-interface. En daarmee begint hoofdstuk 8 op bladzijde 122, met als titel ‘Xerox en Lisa’.

Op naar de volgende 100 bladzijden. Wordt vervolgd…….

2 reacties

  1. Herbert van Staveren op 29 oktober 2011 om 19:39

    Leuk stukje, met veel herkenning en wat gevoelens van weemoed. JSR F2D2 (print to screen vd 6502) zit nog ergens voor in mijn geheugen, net als poke 53281. Ja, those were the days…



  2. Peter Luit op 1 november 2011 om 07:28

    Inmiddels bijna halverwege het boek. Na blz. 100 kwam vooral een stuk welke ik al kende uit het boek Odyssee, opgetekend vanuit de visie van John Sculley. Pas daarna werd het voor mij weer interessant, toen de optekening van Jobs omtrent zijn ervaring bij NeXT en Pixar werden opgetekend. Daarover later meer in een aparte blogpost.