Hoeveel papierwerk is er nodig voor de beoordeling van een – media – MBO leerling?
Al enige tijd maak ik deel uit van de beroepenveld commissie voor het Grafisch Lyceum Utrecht. De altijd inspirerende bijeenkomsten zijn vooral bedoeld om onderwijs en bedrijfsleven beter op elkaar aan te laten sluiten. Deze bijeenkomst begon met een aantal audiovisuele producties van een aantal leerlingen in de laatste fase van hun MBO studie.
Leuker kunnen we het niet maken, wel moeilijker
Ik was onder de indruk. Een prachtige reeks voorbeelden waar het Grafisch (tja) Lyceum Utrecht trots op kan zijn. Qua marketing richting het bedrijfsleven zouden dat soort voorbeelden het heel goed doen op de website. Maar ja ook hier weer procedures, de macht van ICT en marketing om dat niet zomaar eventjes te kunnen doen.
Leuk bleef de bijeenkomst niet, ook niet makkelijker. Stapels met vellen beoordelingsformulieren kwamen vervolgens op tafel. Nee, een ‘gewoon’ cijfer zou niet te geven zijn voor een dergelijke opdracht. Op minitieuze wijze moeten dat soort opdracht (proeve van bekwaamheid) uiteengerafeld worden en op enorme hoeveelheden beoordelingsaspecten worden getoetst.
‘Dat wil de inspectie, en het GOC heeft deze lijsten opgesteld’, was de reactie vanuit een deel van het GLU docenten domein. Maar ik verwacht niet dat het elders ingrijpend anders zal zijn. Natuurlijk is bovenstaande ‘wat kort door de bocht’, maar vanuit mijn praktijk werd ik geconfrontreerd met prachtige stukjes crossmediaal vakwerk en gelijktijdig een niet doorheen te komen stapel administratieve werkzaamheden.
De onderwijs inspecteurs zijn doorgaans geen specifiek vakgerichte controleurs, maar toetsen minitieus kleine elementjes uit de zogenaamde indicatoren met bijbehorende beoordelingsaspecten. Een willekeurig ‘aspect’: ‘De leerling installeert de benodigde hard- en software…..’. Een dergelijk ‘aspect’ moet dus binnen een opdracht worden aangetoond. De leerkrachten staan voor wat betreft dit soort onzinnige aspecten met hun rug tegen de muur als de inspecteur tegenover de examencommissie verklaart in een willekeurig werkstuk geen bewijs te vinden dat een afstuderend leerling dat heeft gedaan. Gezakt of geslaagd? U mag het zeggen. Per indicator (die hoeveelheid is nog best te overzien) zijn er gemiddeld 6-8 te beoordelen aspecten, die soms zo minitieus zijn, dat beoordeling nauwelijks in een werkverslag is te toetsen. Het geheel gaat verloren in details en dat is jammer.
De aanwezigen uit het bedrijfsleven vonden de pakweg 10-15 basisindicatoren ruim voldoende om deze met een onvoldoende, voldoende of goed te beoordelen. ‘Dat kan op een A4-tje, samen met de cijfers vanuit de basis’, was de reactie.
Vraag is hoe je hier nu verder mee om zou kunnen gaan. Die stapels papier zijn kennelijk een gegeven, gemaakt vanuit de branche, goedgekeurd door de onderwijs inspectie, maar totaal niet aansluitend bij de wensen vanuit het bedrijfsleven.
Jammer dat die fantastische producten niet veel duidelijker zichtbaar zijn. ‘Vullen, die website. Laat de wereld maar zien dat het GLU prima leerlingen aflevert in verschillende segmenten van het MBO media onderwijs.’
Ik vind het ernstig dat de leerkrachten die dicht bij de leerlingen staan, de beroepenveld commissie nodig hebben, om dit soort zaken zichtbaar te maken richting branche, kennicentrum, directie en bestuur en de onderwijs inspectie. Het kan wél makkelijker en dan wordt het nóg leuker.
Wat ben ik blij dat er iemand is die na het werken met al die beoordelingsformulieren de energie heeft om op heldere wijze zijn zienswijze te geven over het papierwerk van “een” beoordeling. Hulde! Het is inderdaad ernstig dat de beroepenveldcommissie nodig om zichtbaar te maken dat we voor de beoordeling een soort uber-validering zouden moeten gebruiken om een MBO leerling te laten slagen. Ik hoop echt dat met jou feedback op alle nodige niveau’s duidelijk wordt dat de leerling in de beoordeling weer centraal komt te staan. Wat mij betreft wordt er geprobeerd het competentiegericht beoordelen via een u-bocht tot de beoordeling van eindtermen te maken. Waar is de totaalbeoordeling van competenties gebleven?