Weekendoverpeinzing: ‘Spotify, Privacy met Facebook, Twittercultuur’
Het voordeel van het schrijven van deze weekendoverpeinzingen is dat je regelmatig met onderwerpen wordt geconfronteerd, die je domweg nog niet kent. Dat is leuk, je moet je erin verdiepen om er een oordeel over te geven en ook nog eens te bezien in relatie met de andere onderwerpen.
Zo kende ik het door Raymond Koning genoemde Spotify niet. Hij vroeg mij of deze ‘muziekdienst’ een bedreiging zou kunnen vormen voor de bestaande muziek industrie. De vraag is wat de huidige muziekindustrie is. Ik las vorig jaar het boekje ‘Music 2.0’ van Gerd Leonhard, waarin hij verschillende long-tail scenario’s schetste voor deze sector. Zijn bevindingen zijn deels terug te vinden in Spotify, waar je als gebruiker drie soorten accounts kunt aanmaken. Natuurlijk te beginnen met gratis, je kunt dan 20 uur per maand ‘gestreamed’ naar muziek luisteren, geheel naar eigen keuze uit zelf samen te stellen playlists. Voor 5 dollar per maand krijg je geen commercials te horen en is de streaming mogelijkheid in uren ongelimiteerd. Voor 10 dollar krijg je de mogelijkheid muziek off-line te downloaden en krijg je de beschikking over een mobiele applicatie. Het Engelse bedrijf zegt van die laatste 2 bedragen vooral de artiesten te betalen. Volgens mij had die gratis versie er niet moeten zijn. Ondanks het feit dat de artiesten dan door de advertenties worden betaald, blijft het verkeerde ‘gratis’ gevoel bij de consument de boventoon voeren. Ik heb nog niet de tijd genomen het gratis account een uurtje uit te proberen om te ervaren hoe hinderlijk de reclame is. Vervolgens is het dus de vraag hoeveel mensen voor 5 of 10 dollar een abonnement nemen. Als dat wereldwijd honderden miljoenen mensen zijn – conform de voorbeelden uit het boekje Music 2.0 – , dan zie ik geen bedreiging voor de muziekindustrie. Het businessmodel is al jaren onderhevig aan ingrijpende veranderingen. Artiesten weten inmiddels dat geld verdienen aan CD’s, die via een toonbank het publiek bereiken, niet meer werkt.
Mensen moeten eerlijk zijn, is ons altijd geleerd, dat geldt voor bovenstaand onderwerp – we mogen niet stelen, ook geen muziek – maar geldt dat ook voor vragen die op internet aan ons gesteld worden? Als je als niets vermoedend mens je hele ‘hebben en houden’ invult, loop je het risico dat er op welke manier dan ook, wel eens ‘gebruik’ of ‘misbruik’ gemaakt wordt van die gegevens. Is dat nieuw? Nee, bepaald niet. Ook de Kamer van Koophandel – in principe toch een ’trusted party’ voor ondernemers zou ik zo denken – geeft ongevraagd bedrijfsgegevens weg aan commerciële partijen die iets aan bedrijven willen verkopen. Privacy? Tja, je naam en adres worden ongevraagd aan anderen gegeven voor hun doelen. De afgelopen weken stond Facebook in de schijnwerpers, maar ja, dat is slechts een naam. Niemand weet hoe al die sociale netwerken omgaan met uw en mijn gegevens. Maar als mens bent u het zelf, die achter de knoppen zit om te ‘zeggen’ wie u bent. U kunt er natuurlijk voor kiezen uw identiteit te verdraaien, maar ja, wat is dan de waarde van deelname. Gluren? Ja, dat kan, maar is dat dan eerlijk? Op Twitter kan je zonder enige controle een account aanmaken op naam van een ander en als die ander gaan communiceren. Ja, dat is kwalijk. Als mens zou je je dus bijna verplicht voelen om je digitale identiteit juist overal achter te laten om te voorkomen dat deze door een ander wordt misbruikt. De vraag is dan dus niet zozeer of – in dit geval – Facebook de boosdoener is, maar uw medemens. Met dank aan Fred van der Ende.
Klaasjan Tukker vroeg tenslotte naar de ‘140 tekens cultuur’ van Twitter. Een inmiddels al vele malen besproken onderwerp werelwijd. Ten eerste natuurlijk de vraag wat Twitter is. Want ook hier melden miljoenen mensen zich vrijwillig aan om vervolgens dag-in-dag-uit te vertellen wat ze zo door de dag heen aan het doen zijn. Leuk? Tja, ik vergelijk het altijd met het gesprekje bij de koffie automaat in een willekeurig bedrijf. 80% van hetgeen daar gezegd wordt, heeft doorgaans niet mijn interesse, de overige 20% zou wel eens aardig kunnen zijn. Twitter wordt door velen geschaard onder sociale netwerken. Eigenlijk een gekke term, het zou een beetje de suggestie kunnen wekken dat die in het echt leven nooit zouden hebben bestaan of dat er ook asociale netwerken zouden bestaan. In het begin werd Twitter een microblog genoemd en zou het ‘gewone’ bloggen vervangen. Klaasjan zette in zijn 140 tekens de volgende vraag voor mij neer: ’tip; over de 140 tekens cultuur. Short form, diepgang en argumentatie gaat dat samen of alleen headlines en sensatie’.
Ik zie het zo. Die diepgang en argumentatie zijn alleen maar terug te vinden als de auteur van die 140 karakters verwijst naar relevante informatie achter haar of zijn uitspraak. Dan kan je als lezer zelf wel bepalen in hoeverre er sprake is van relevantie. Hij zet daar ‘headlines en sensatie’ tegenover. Headlines in print zijn herkenbaar, sla de krant open en snel de koppen, zonder de diepgang. Herkenbaar? We doen het allemaal. Headlines van burgers als sensatie? We doen het dagelijks en dus ook op Twitter. Als mens zijn we uitstekende filters. Onze ingebouwde profielen maken dat mogelijk. Dus ook onze gevoeligheid voor sensatie wordt door onze hersenen gefilterd. Dat is misschien wel de cultuur die achter die 140 tekens zit. De mens met haar en zijn historie, kennis, kunde en omgeving kan hiermee omgaan. En dat is toch eigenlijk heel mooi.
Slotvraag van deze drie beschouwingen is ‘Wat is eerlijk?’ Eens heeft iemand mij de volgende zin voorgehouden: ‘Peter, de mens is lui en tot het slechte geneigd, verder valt het wel mee’. Hoe gek het ook mag klinken, dit is één van de zinnen die me op de één of andere manier altijd is bijgebleven, alhoewel ik me in mijn leven vooral focus op het tweede deel: ‘Verder valt het allemaal wel mee…..’ Nee, we zijn dus niet allemaal eerlijk, dat is een feit, maar we kunnen dat als mens vervolgens wel goed filteren. En daarmee is het leven over het algemeen toch prettig te noemen. Ook digitaal…… Prettig weekend.