Traditionele media branche organisaties hebben geen geïntegreerd social media beleid
Vrijwel alle min of meer als traditioneel te bestempelen ‘gesloten’ media branche organisaties hebben wel een LinkedIn groep, die in de meeste gevallen wel ‘open’ zijn om ‘lid’ van te worden.
VEA, BVA, BNO, NVJ, CMC, KVGO, NUV, MWG en VMC hebben min of meer de kenmerken van de traditionele brancheorganisatie
Maar vervolgens gebeurt er doorgaans weinig in die groep en worden geen links gemaakt met andere social media gereedschappen. De meeste brancheorganisaties hebben onder eigen naam een twitter account maar maken daar vrijwel geen gebruik van in hun communicatie met hun leden en het daarbij horende speelveld.
Ook is op de websites vrijwel geen enkele link te vinden met de sociale media gereedschappen die zij wel gebruiken. De sites hebben zelfs in de meeste gevallen nog een gesloten deel, waar alleen leden toegang toe hebben. Of daarachter dan de koppelingen met sociale netwerken zitten, is dus vooral een vraag, die alleen door leden beantwoord kan worden.
Ook is in de meeste gevallen geen weblog aanwezig, waardoor geen discussies kunnen worden gevoerd over actuele onderwerpen.
Het bereik van deze organisaties is dus puur beperkt tot de betalende leden. Wat die leden dan vervolgens ‘krijgen’ is in veel gevallen niet duidelijk op hun websites te lezen. Het zoeken naar mogelijke events valt in de meeste gevallen niet mee. Veelal beperken de sites zich tot het vermelden van berichten over collectieve regelingen, bestuurs overzichten, onderzoeken, verslagen van vergaderingen, ledenlijsten (al dan niet gesloten) en de mogelijkheid tot het worden van lid van de vereniging.
Netwerk023 (en vele andere lokale initiatieven), Nederlands Medianetwerk en Dutch Media Professionals zijn voorbeelden van moderne netwerk organisaties
Daartegenover staan de virtule organisaties, die in de meeste gevallen geen formele structuur kennen als vereniging of stichting. Deze organisaties zijn ontstaan vanuit het web en trokken in korte tijd enorme hoeveelheden ‘leden’ aan. Daarbij is het opvallend dat hierbij geen specifieke beroepsgroep wordt aangesproken, waardoor die groepen in de volle breedte van het media speelveld opereren.
Op social media gebied maken zij dan ook gebruik van alle mogelijke koppelingen, waardoor het bereik en vooral het effect van deze virtuele netwerk organisaties aanzienlijk is.
Het financieringsmodel is eenvoudig. Events worden gesponsord en dat gaat niet moeilijk. De huidige virtuele netwerkorganisaties hebben al gauw 1000 leden of meer. Er bestaan zelfs groepen met 4000-5000 leden. Bij een opkomst van pakweg 5-10% voor doorgaans gratis events is het voor sponsors al aantrekkelijk genoeg een zaal te huren en/of de netwerkborrel te betalen. Sprekers komen graag gratis hun verhaal doen, want ook zij zien het voordeel van de omvang van het netwerk.
Wat je wel nodig hebt zijn gedreven mensen die staan voor het continu actief houden van deze netwerken en die zijn er volop. Ze hebben doorgaans gewoon een baan en doen deze ‘hobby’ er dus even bij. Dus geen formele besturen met statuten, vergaderverslagen, bestuursvergaderingen, maar passie, die zij vooral on-line tonen met af en toe een event, meestal gratis, soms een kleine bijdrage, beperkt tot enkele tientjes.
Op die manier gaan de Nederlandse media professionals met elkaar om. Ze ontmoeten elkaar wanneer ze willen in elk willekeurig netwerk, beoordelen of het event een beetje past bij hun interesses en maken dan een afweging of het netwerkdeel al dan niet meer nut heeft ten opzichte van de geboden content. En juist deze grote groep is vaker dan je denkt terug te zien op de vele events die in de volle breedte van het speelveld wordt aangeboden.
Langzaam maar zeker meer hybride vormen
De traditionele branche organisaties beginnen langzaam maar zeker te experimenteren met de toepassing van sociale media gereedschappen in de communicatie naar haar leden. Kleine ‘afsplitsingen’, met doorgaans interesse voor een bepaald onderwerp, zoeken elkaar op via verschillende netwerk gereedschappen en doen daarmee ervaring op. Maar een grote doorbraak is op dat gebied (nog) niet te verwachten. De traditionele organisaties hebben niet alleen te maken met een formeel bestuur, maar vaak ook nog eens een al dan niet uitgebreid verenigingsbureau, waar betaalde krachten – vanuit de contributie – fulltime werk verzetten in de meer traditionele verenigingstaken.